De oorlogsjaren en de bevrijding van Zevenhuizen
Inleiding
Mevrouw Bertha van Mourik–Dijkhof werd geboren op 22 augustus 1926 in Apeldoorn. Zij groeide op aan de Trekweg in een gezin van 11 kinderen. In de laatste oorlogsjaren zat zij in de 7e klas van de Katholieke Meisjesschool aan de Molendwarsstraat.
De Meisjesschool werd destijds in de volksmond de “Zusterschool” genoemd, omdat er hoofdzakelijk door nonnen onderwijs werd gegeven. Na de lagere school ging Bertha bij haar vader in de kwekerij werken. De Tweede Wereldoorlog is ook aan haar niet voorbij gegaan en op deze pagina zijn haar belevenissen en ervaringen uit die tijd weergegeven: een boeiend stukje geschiedenis over een oorlog die ook in de toenmalige Apeldoornse buurtschappen Zevenhuizen en Anklaar haar sporen achterliet. Opdat wij nooit vergeten!
Het was doodeng, de granaten en kogels gierden over ons heen
De oorlogsjaren
Toen in 1940 de Duitsers Apeldoorn bezetten, was Bertha 14 jaar. Haar vader had in de buurtschap Zevenhuizen aan de voormalige 1e Sluisweg 49, (nu de Hoornbloem) een kwekerij van groente en fruit en was in die tijd, naast zijn werk als kweker, ook afslager bij de plaatselijke veiling, die destijds aan het Kanaalpad stond. Vader Dijkhof had ook een knecht in dienst. Deze 20 jaar oude knecht, die zich tijdens de mobilisatie had aangemeld bij het Nederlandse leger, kwam helaas in de gevechten rond de Grebbeberg begin 1940 om het leven.
Vader Dijkhof was als kweker van groente en fruit nauw betrokken bij de voedselvoorziening in Apeldoorn. Desondanks werd hij bij één van de vele razzia’s in 1943 opgepakt. Hij moest in het kader van de ‘Arbeitseinsatz’ gedwongen voor de Duitsers gaan werken. Zijn vrouw tekende direct na de arrestatie protest aan bij de plaatselijke Ortskommandant op zijn kantoor aan de Stationsstraat. Deze gaf haar, na een uitvoerig onderzoek, een vrijwaringsbewijs mee. Haar man zou onder de rook van Nijmegen, bij de rivier de Waal, aan het werk zijn. Samen met Bertha fietste zij naar het betrokken gebied waar haar man inderdaad aan het werk was. Na het tonen van het bewijs, besloot de verantwoordelijke hoofdopzichter haar man van arbeid vrij te stellen. Hij mocht weer naar huis!
Tijdens zijn werk had Dijkhof een horlogemaker uit de nabije omgeving leren kennen en die bood hem, zijn vrouw en Bertha voor één nacht onderdak aan in zijn nabijgelegen woning. Tijdens het korte verblijf werd een vlakbij gelegen viaduct door geallieerde vliegtuigen gebombardeerd. Gelukkig bleef de familie ongedeerd. De volgende dag werd met een vrachtwagen de terugreis naar Apeldoorn aanvaard.
Bertha herinnert zich nog de vele andere razzia’s, die in 1943-44 door de Duitsers werden uitgevoerd. Daarbij werden ook de buurtschappen Zevenhuizen en Anklaar niet gespaard. Om vluchtpogingen van de mannen en andere gezochte personen tegen te gaan, werden de buurtschappen tijdelijk volledig van de buitenwereld afgesloten. Diegene die probeerden te vluchten werd doodgeschoten, maar een klein aantal mannen lukte het om door de blokkade heen te komen. Bij één van de razzia’s lieten de Duitsers bij de Deventerbrug tenminste één doodgeschoten man als afschrikwekkend voorbeeld voor anderen, die wilden vluchten, op straat liggen. Bertha kon het zich nog als de dag van gisteren herinneren.
In de tuinderij werkte in die tijd ook Fredie Hoogstaal, een Joodse vrouw van rond de 22 jaar, die na de oorlog in Israël in een kibboets wilde gaan werken. Zij wilde in de kwekerij de kneepjes van het vak leren. Fredie woonde samen met haar ouders in Apeldoorn aan de Chr. Geurtsweg. Aan haar uiterlijk kon je niet zien dat ze Joods was, maar de verplichte Jodenster durfde ze toch niet af te doen. Elke morgen liep ze van huis naar de kwekerij en Bertha bracht haar ’s-avonds op de fiets weer terug. Bertha wist niet hoe Fredie daadwerkelijk op de kwekerij terecht kwam en ook niet of haar vader achter de schermen banden had met het plaatselijke verzet. Bertha: “Daar werd niet over gesproken”. Twee jaar heeft Fredie in de kwekerij gewerkt toen zij door een plotseling uitgevoerde razzia van huis werd opgehaald en samen met haar familie naar Duitsland werd getransporteerd. Niemand van het gezin is teruggekomen. Hein, de oudste broer van Bertha, die ook op de kwekerij werkte, ontsprong de “Arbeitseinsatz”, omdat hij achter in de tuin een voor de Duitsers onvindbare schuilplaats had gebouwd.
Bertha was 15 jaar toen de (werk)overalls mode werden. Haar moeder wilde niet dat haar dochters bij het werk in de kwekerij een overall droegen. “Een broek? Nee, die is alleen voor jongens en niet voor meisjes “.
De bevrijding
In april 1945 naderden de Canadezen Apeldoorn vanuit de richting Deventer. Na felle gevechten o.a. bij Teuge, werd de opmars bij Anklaar een halt toegeroepen. De Duitse troepen hadden niet alleen in Apeldoorn zelf, maar ook in de buurtschappen Zevenhuizen en Anklaar een verdedigingslinie opgebouwd. Kerktorens, o.a. die van de Theresiakerk aan de Zilverschoon en de Julianakerk aan de Deventerstraat, dienden daarbij als uitkijkposten en werden ook bemand door sluipschutters. Opstellingen werden ingericht en van wapens voorzien. Ook in de tuinderij van Dijkhof werden door de Duitsers op drie open plekken tussen de kassen, (nog zonder bemanning) mitrailleurnesten ingericht. De beide buurtschappen lagen nu plotseling in de frontlinie. De hoogste tijd voor het gezin om de schuilkelder achter het huis op te zoeken. Niet lang daarna, ‘s avonds op de 12 april braken de gevechten uit en was het onverantwoord om in de kelder te blijven. Bertha: “Het was doodeng, de granaten en kogels gierden over ons heen”. De Canadese opmars werd echter niet doorgezet. Gelukkig bood de garage van de nabijgelegen kwekerij van de familie Van Laar uitkomst. De familie zou daar drie nachten blijven tot op het moment dat plotseling de garagedeur openging en een Canadese soldaat verscheen. Het was inmiddels 15 april geworden Ze waren bevrijd!
Uit angst dat de Duitsers, die zich nog aan de overkant van het Apeldoorns Kanaal bevonden, weer zouden gaan schieten, verlieten bijna alle burgers uit de twee buurtschappen hun huizen en vertrokken voor het overgrote deel over het Anklaarse pad in de richting Nijbroek. Vader en moeder Dijkhof en de kinderen, inmiddels 11 in totaal, vertrokken ook in die richting en vonden tenslotte onderdak in de boerderij van de familie Leurink aan de Nijbroekseweg. De ouders sliepen in de boerderij, de kinderen kregen een plaatsje in de varkensschuur en sliepen op stro. Op 17 april 1945, de dag dat Apeldoorn zelf werd bevrijd, keerde de familie weer terug naar de eigen woning. De Canadese soldaten hadden inmiddels de woning bezet en deden zich tegoed aan de inhoud van de opgeslagen voorraad weckflessen De schade aan de woning viel mee. Het dak was door granaatvuur beschadigd en alle ruiten waren gesneuveld. De naastgelegen boerderij was in brand geschoten en volledig verwoest. Het nog aanwezige vee had de beschietingen niet overleefd. Bertha kon zich nog herinneren dat twee uur na de bevrijding er een gewonde Duitse soldaat bij buurman Broekhuis op het erf lag. De bemanning van een vlakbij geparkeerde Canadese tank, wilde de gewonde soldaat niet helpen met de verklaring dat zij zelf al gewonden genoeg hadden om te verzorgen. De soldaat stierf met naast zich een portret van zijn familie.
Naderhand hoorde Bertha, hoewel zij vlak bij het sluisje woonde, dat de stad zelf van een Canadees bombardement werd gered door toedoen van twee moedige Apeldoornse mannen. Een gebeurtenis die bij vele oude Apeldoorners bekend is. Een gedenksteen bij “Het Sluisje” aan het Apeldoorns kanaal ten noorden van de Deventerbrug, is daarvan tot op de dag van vandaag een stille getuige.
Tot zover dit verhaal over de angstige oorlogsdagen. Volgens Bertha en zo is het bij zovele ouderen die de laatste oorlog hebben meegemaakt, waren het “dagen om nooit meer te vergeten”.
Opgetekend door Hans Soer en voor de website bewerkt door Jelle Reitsma