Onderduiken in de Wieselse bossen
De Wieselse bossen leenden zich uitstekend voor onderduikers; studenten en joden hielden zich er schuil. In februari 1943 ontvingen alle studenten in Nederland een brief met de opdracht een loyaliteitsverklaring te tekenen. Degenen die dat weigerden moesten zich melden om naar een werkkamp te gaan.
Onderduiken
Weigeraars, onder wie de studenten Tom de Booij, JanPiet Vasseur, Joop Verloop en Ted Vinke besloten onder te duiken. Tom woonde met JanPiet Vasseur uit Delft, samen in een hutje dat dicht bij het grote huis van de familie Dobbelmann op landgoed “De Ploeg” stond. Twee andere studenten, Joop Verloop en Ted Vinke, sliepen verderop in het huis “De Zandhegge” bij mevrouw Le Fèvre de Montigny. De vier jongens hadden dan weliswaar een onderduikplek, maar het was niet echt veilig.
Gezamenlijk besloten ze een ondergrondse schuilplaats te bouwen, diep verscholen in de bossen van Wiesel. Zij werkten er drie maanden aan en noemden hun onderkomen
“De Wentelreu”.Van tevoren was afgesproken dat mevrouw Le Fèvre de Montigny en de familie Dobbelmann de studenten zouden verzorgen. Hun eten en andere benodigdheden zouden elke dag klaar staan in de schaapskooi aan de Greutelseweg. De jongens haalden dit dan ’s nachts op. Water kwam uit “Het Hoefijzer” een vennetje in de buurt. Ze ontdekten dat meerdere onderduikers hun toevlucht in de bossen hadden gezocht.
In het houten huisje “Pondok ” woonden twee Amsterdamse actrices. Ongeveer 300 meter van hun “studentenhol” zaten drie joodse mannen, ook ondergedoken in een ondergrondse schuilplaats.
Verraad
Een dienstmeisje dat betrokken was bij de voedselvoorziening voor de onderduikers, vertelde hiervan aan haar vriend die bij de NSB zat. Op donderdag 23 september 1943 zou de vader van Tom de Booij zijn zoon komen bezoeken. Tom stond zijn vader op te wachten en nadat vader en zoon elkaar hadden begroet kwamen rechercheurs op hen af.
Beiden werden beiden gearresteerd en Tom begon in een reflex te schreeuwen en te gillen om op die manier de drie andere studenten te waarschuwen. Kennelijk hebben zij kunnen vluchten, want toen de rechercheurs bij het hol kwamen was dit leeg.
Tom de Booij werd als “vluchtgevaarlijk” overgebracht naar het Huis van Bewaring in Arnhem en later naar Kamp Amersfoort. Uiteindelijk kwam hij in Duitsland terecht, maar overleefde zijn gevangenschap. Hij overleed in 2017 op 93-jarige leeftijd.Tijdens het 100-jarig bestaan van landgoed “De Ploeg” onthulde hij op 10 september 2011 er de plaquette naast de voordeur.
De drie overige studenten werden in het geheim overgebracht naar een ander adres waar ze weer werden verraden door hetzelfde dienstmeisje. Joop Verloop en Ted Vinke kwamen hierdoor via het Huis van Bewaring ook in Kamp Amersfoort terecht maar ook zij overleefden hun gevangenschap. De vader van JanPiet Vasseur had het niet vertrouwd en had al eerder voor een andere plek gezorgd, zijn zoon overleefde eveneens de oorlog.
Jodenvervolging en wraak
Op vrijdag 24 september 1943 werd onder leiding van de fervent antisemitische hoofdwachtmeester Jannes Doppenberg van de Apeldoornse politie een zoektocht met speurhonden gehouden in de Wieselse bossen. De drie joden, twee uit Apeldoorn en een uit Amsterdam, werden aangehouden. Op vrijdag 8 en zaterdag 9 oktober 1943 werden er onder leiding van agent Doppenberg in dezelfde bossen, weer tien ondergedoken joden opgepakt. Nadat ook zij op transport naar Westerbork waren gezet was voor het verzet de maat vol. Jannes Doppenberg werd dezelfde dag neergeschoten, raakte zwaargewond en stierf na elf dagen op 20 oktober 1943.
Aktion Silbertanne was de codenaam voor een serie moordaanslagen en sluipmoorden gepleegd door Nederlandse SS’ers, als represaillemaatregel voor aanslagen door het verzet.
Als vergelding voor het doodschieten van agent Doppenberg werd in de vroege ochtend van 16 oktober 1943 Louis Dobbelmann, eigenaar van landgoed “De Ploeg” aan de Greutelseweg in Wiesel, op de stoep van zijn voordeur met drie schoten om het leven gebracht.
Hij werd slechts 32 jaar oud.
Research en oorspronkelijke tekst: Peter Ansems
Bewerking Jelle Reitsma