Contact
contact
Locatie en route
route
zoek
Zoek in de site
Indië Monument
foto: Albert Cnossen

Indië Monument

Al voor de Tweede Wereldoorlog was er een nationalistische beweging in Indië, maar die kreeg onder het koloniale bewind geen enkele kans. De nederlaag van het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL) in 1942 tegen de Japanners verminderde het Nederlandse prestige bij de Indonesiërs aanzienlijk.

Tijdens de Japanse bezetting groeide het Indonesische streven naar onafhankelijkheid sterk. Toen Japan op 15 augustus 1945 capituleerde, ontstond er in Nederlands-Indië een machtsvacuüm, waarvan Indonesische nationalisten gebruikmaakten. AI op 17 augustus 1945 riepen Soekarno en Hatta, onder druk van jongeren, de Republiek Indonesië (RI) uit. Vanaf de proclamatie van de onafhankelijkheid werd Indië geteisterd door geweld. Groepen jonge revolutionairen (pemuda's) en andere strijdorganisaties vochten tegen terugkeer van de Nederlanders en voor een sociale revolutie. Hierbij vielen vele duizenden doden.

Pas eind september arriveerden Engelse troepen op Java, waarna al gauw schermutselingen plaatsvonden tussen hen en Indonesische opstandelingen. Maar Nederlanders die uit de Jappenkampen kwamen, werden nauwelijks beschermd en waren soms slachtoffer van moordpartijen. Om het geweld in Indië te bedwingen en de koloniale orde te herstellen, stuurde Nederland Oorlogsvrijwilligers (OVW'ers) naar Indië. Ze kwamen al in november 1945 op Brits Malakka aan, maar werden toen nog door de Engelsen tegengehouden. Toen ze in Nederlands-Indië aan land gingen, waren grote delen van Java en Sumatra reeds in handen van de nationalisten. Het geweld in Indië kon niet worden bedwongen door het KNIL en Nederlandse oorlogsvrijwilligers alleen. Het kabinet besloot dienstplichtigen te sturen. Dat was nog nooit eerder gebeurd; de grondwet moest er voor worden gewijzigd. In totaal zouden er 95.000 dienstplichtigen naar Indië gaan, waarvan 25.000 OVW'ers.

Een conferentie tussen de Nederlanders en de Indonesische nationalisten in april 1946, over een federale staatsvorm, mislukte. In november kwam er in Linggadjati wel een onderhandelingsakkoord tot stand, maar over de uitleg werd maanden gediscussieerd. Toen het op 20 maart 1947 werd ondertekend, bleven de meningsverschillen. Nederland probeerde de Indonesiërs de eigen uitleg op te dringen - die weigerden. Een politieke oplossing verdween daarmee uit het zicht.

Na de mislukking van de onderhandelingen besloot het kabinet tot het uitvoeren van een militaire actie tegen de Republiek: de Eerste Politionele Actie, die op 21 juli 1947 van start ging. Het doel ervan is de belangrijkste productiegebieden op Java en Sumatra in handen te krijgen en de economie weer op gang te brengen. Dat was hard nodig want de bodem van de Nederlandse schatkist kwam in zicht. Hierbij werden ongeveer 120.000 militairen ingezet, vooral van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). West en Oost Java werden in korte tijd bezet evenals belangrijke delen van Sumatra. De Verenigde Staten waren furieus en zetten de Veiligheidsraad onder druk, die na veertien dagen ingreep.De actie werd onder zware internationale druk op 5 augustus gestaakt. Er brak een periode van moeizame strijd aan, want de Republikeinse troepen waren niet uitgeschakeld en zetten de strijd voort in de vorm van een guerrilla.

Een commissie van goede diensten en eindeloze onderhandelingen leverden nauwelijks iets op: impasse volgde op impasse. Nederland bleef weigeren de Indonesiërs onafhankelijkheid te verlenen en deze accepteerden de federale staatsvorm niet.
Met de ondertekening van de Renvilleovereenkomst op 17 januari 1948  kwam het voor de tweede keer tot een politieke overeenkomst. Het was grotendeels een bevestiging van de overeenkomst van Linggadjati, waarin een wederzijdse afbakening van grondgebied en een terugtrekking van Republikeinse troepen uit de Nederlandse gebieden werd geregeld. Nederland hoopte dat de guerrillastrijd daardoor zou afnemen, maar dat bleek niet zo te zijn.

Inmiddels bracht Nederland zijn troepenmacht op zo'n 160.000 man. Nadat de voortgezette onderhandelingen over een definitieve politieke regeling waren stukgelopen, lanceerde Nederland opnieuw een groot militair offensief tegen de Republiek: de Tweede Politionele Actie, die op 19 december 1948 begon. Doel was de bezetting van Yogyakarta en de val van de Republikeinse regering. De actie werd ingeleid met een briljant uitgevoerde verrassingsaanval op Yogyakarta door parachutisten en commando's van het Korps Speciale Troepen.

Militair was deze een succes: grote delen van zogenaamd Republikeins grondgebied op Java en Sumatra werden bezet. De Republikeinse top, onder wie Soekarno, werd gevangen genomen, maar het Republikeinse leger wist de dans grotendeels te ontspringen.
Politiek gezien was de actie een mislukking. Uit vrees voor sancties van Amerika moesten de leiders na enkele maanden worden vrijgelaten. De Veiligheidsraad greep weer in en opnieuw maakte zware internationale druk op 5 januari 1949 een eind aan de actie. Internationaal was er weinig sympathie voor herstel van koloniale verhoudingen: in de naoorlogse wereldorde mocht het ene volk het andere niet overheersen. Met name de Verenigde Staten oefenenden sterke druk uit op Nederland om met de Indonesische leiders te onderhandelen. Nederland zwichtte toen de Amerikanen dreigden hun financiële steun (Marshallhulp) voor de wederopbouw van Nederland in te trekken.

De Van Royen-Roemovereenkomst van 7 mei 1949 bood uitzicht op een definitieve politieke oplossing van het conflict. Er zou een Ronde Tafel Conferentie worden belegd waarbij zou worden onderhandeld over de spoedige onafhankelijkheid van Nederlands-Indië zonder een overgangsperiode onder Nederlands toezicht en beheer. De militaire consequentie was dat de Nederlandse troepen het veroverde Yogyakarta moesten prijsgeven en ontruimen. Dit zorgde voor grote spanningen in het leger, maar op 30 juni begon de ontruiming van Yogyakarta. Koningin Juliana ondertekende op 27 december 1949 de overdracht van de soevereiniteit aan de Verenigde Staten van Indonesië. Aan drie en een halve eeuw Nederlandse bestuurlijke en militaire aanwezigheid in Indië kwam op 29 december een eind. Alleen Nieuw-Guinea bleef Nederlands.

Alle 34 Nederlandse militairen, die op de gedenkstenen op de begraafplaats aan de Soerenseweg staan vermeld, zijn omgekomen tijdens de guerrillaoorlog en niet tijdens de politionele acties. Zij gaven hun leven om in Indië orde en vrede te brengen en de toestand van voor de Tweede Wereldoorlog in Indië te herstellen. Dat laatste bleek – achteraf - in de internationale verhoudingen van na de oorlog een hopeloze opgave.
In de jaren 1945 tot 1950 sneuvelden er in totaal 2526 Nederlandse militairen. Daarnaast overleden er nog eens 2225 militairen door ziekte of ongevallen.

No items found.
terug naar overzicht

Draai je telefoon
voor de beste beleving