Gedenkstenen Joods Apeldoorn
In oktober 1941 werden in Apeldoorn 1549 Joden geregistreerd, waaronder een groot aantal vluchtelingen en patiënten en verplegend personeel van de beide verpleeginrichtingen. De arrestaties en deportaties begonnen al in een zeer vroeg stadium, in oktober 1941. In de loop van 1942 werden vele Joodse bewoners van Apeldoorn weggevoerd.
Begin januari 1943 werden de overgeblevenen gearresteerd en overgebracht naar Het Apeldoornsche Bosch. Op 23 januari werden allen die op dat moment in de inrichting verbleven tezamen met de kinderen van Achisomog en hun verzorgers op transport gesteld. Zij zijn bijna zonder uitzondering omgebracht in Auschwitz en Sobibor.
Na de oorlog keerden ongeveer 150 mensen in Apeldoorn terug, hetzij uit de kampen, hetzij uit de onderduik. De synagoge aan de Paschlaan was in augustus 1941 in brand gestoken en zwaar beschadigd. De synagogediensten werden aanvankelijk thuis hervat, net als de Joodse lessen aan kinderen. In het Apeldoornsche Bosch werd in september 1947 een opvangcentrum opgezet voor enkele honderden Joodse kinderen, meest afkomstig uit Oost-Europa, die de oorlog hadden overleefd. De instelling Het Apeldoornsche Bosch werd voortgezet in Amersfoort in de Sinai-kliniek. Achisomog hervatte in 1946 zijn activiteiten en draagt tot op heden zorg voor moeilijk opvoedbare en zwakzinnige kinderen.
Behalve een gedenkteken op de Joodse begraafplaats uit 1950 werd in 1990 in het Prinsenpark een door Ralph Prins ontworpen monument opgericht ter herinnering aan de deportatie van de patiënten en het personeel van Het Apeldoornsche Bosch. De synagoge aan de Paschlaan is herbouwd en in 1960 weer in gebruik genomen. Er worden nog steeds op de Hoge Feestdagen synagogediensten gehouden. De plaatselijke overheid draagt sinds 1988 zorg voor het onderhoud van de begraafplaats.